Enige weken geleden vond ik het volgende berichtje in mijn mailbox: "Mijn naam is Judith van IJken. Ik ben fotograaf en op het moment ben ik bezig met een fotografie project in opdracht van de gemeente Amersfoort. Dit project bestaat uit foto's van inwoners van de gemeente Amersfoort, in de geest van Sander August (1876-1964), Antlitz der Zeit."

 

"Voor dit project benader ik mensen die in Amersfoort wonen om een portretfoto van te maken. Een van de mensen die ik gefotografeerd heb is Theo van der Hoeven. Ik vertelde hem dat ik op zoek ben naar een politicus in Amersfoort en zo kwam ik bij U terecht. Zou het misschien mogelijk zijn om telefonisch contact te hebben? Dan kan ik iets meer uitleggen over het project. Ik zou graag stagiaire Lisanne mee willen nemen om te helpen met de foto's."

Na wat heen en weer bellen en mailen is het 3 mei dan zo ver. Wij ontmoeten elkaar in de hal van het stadhuis. Lisanne heeft een koffertje op wielen bij zich. Dat belooft wat!. "Willen jullie eerst wat drinken?" vraag ik terwijl ik de deur open naar het besloten gedeelte van het stadhuis. "Graag, en we willen ons even verfrissen."

Eenmaal aan de fractietafel gezeten laat Judith mij een foto zien uit begin jaren dertig. "Kijk dit is een collega van je", zegt Judith. Op het plaatje dat ze me toont staat een statige heer met lange jas, hoge witte boord met strik en een ronde hoed. Een echte edelachtbare.

Dit beeld triggert mij. "In mijn kindertijd, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, droegen de volwassenen op straat een hoed. Op zondag, groette mijn vader voorbijgangers door goedendag te zeggen, terwijl hij zijn hoed af nam." "Waarom droegen de mensen een hoed op straat?", vragen de dames. "Ja waarom?", antwoord ik. "Vroeger bestond deze gewoonte in alle christelijke landen. Vrouwen moesten hun hoofd bedekken, met name in de kerk, vond de apostel Paulus. Daarom ging lange tijd geen vrouw zonder hoed naar de kerk. In het algemeen droeg zij buitenshuis een hoed. Volgens de officiële regels van wellevendheid moet dit nog steeds en daarom draagt bijvoorbeeld de koningin buitenshuis altijd een hoed. Zij weet hoe het moet! Het hoofddoekje was ook normaal. Ik herinner mij dat mijn moeder op doordeweekse dagen, met guur weer, een hoofddoek droeg, in driehoek gevouwen, dichtgeknoopt onder de kin. Bij mijn moeder, thuis in de gang, naast de voordeur staat nog steeds het kastje met twee laadjes; links met handschoenen, rechts met sjaals/hoofddoekjes in allerlei dessins." Na het kopje koffie vertrekken we naar de raadzaal. Een van de dames van de griffie gaat ons voor. "Oh, wat een mooie zaal, roepen Judith en Lisanne in koor.

Judith bekijkt de lichtinval. "Kom eens hier staan", zegt ze terwijl ze me voor het grote raam zet. "Ga eens daar staan?", terwijl ze wijst naar het katheder naast de tafel van de burgemeester. Ze maakt een rondje met haar middelvinger en duim voor haar rechteroog om zo te kunnen –kokeren-. Grappig, ze sluit haar linkeroog terwijl haar rechteroog open blijft staan. Even later sta ik op de juiste plek, voor de vlaggenstandaard. "Kijk naar links, draai je lichaam ietsje naar links, het hoofd naar rechts, en nu naar links, kin omhoog, nee iets omlaag. Zo blijven staan."

Mijn voeten knellen in de schoenen. "Stil blijven staan als ik een teken geef. Ik gebruik een dertigste seconde."

"Waar moet ik mijn rechterhand laten? Die ingepakte rechtervinger mag er toch niet op?" "Geen probleem, kijk maar op de foto", zegt Judith terwijl ze weer de foto toont van mijn collega uit de jaren dertig. "Deze man heeft zijn rechterarm ook niet helemaal in zicht. Hou de arm maar achter je rug, zodanig dat ik nog een klein stukje huid kan zien." Voor mij staat een z.g. platencamera, op een driepotige standaard. Ze gooit een zwarte doek over haar hoofd voordat ze door het oculair kijkt. "Goed zo, prachtig, oké." Als ik denk dat we klaar zijn komt er nog een camera uit de tas. Ze gebruikt nog gele kodakfilms. "Kan je die nog krijgen?", vraag ik. "Ja hoor, in Nederland wordt het moeilijk. Hier is het parool; digitaliseren en films vergeten. Ik was vorige week in Florence, daar kan je nog gewoon alle films en chemicaliën krijgen." "Gelukkig maar", antwoord ik.

Terwijl ik denk mijn tenen niet meer te voelen zegt Judith: "we zijn klaar, dank je wel." "Mag ik een tweetje sturen?", vraag ik. "Natuurlijk, geen probleem", antwoord Judith. Zo gezegd zo gedaan.

Het zal mij benieuwen wat het resultaat zal zijn. Geduld is een schone zaak.

Sieta Koet

   Reageren Sieta Koet-Minis,
raadslid GroenLinks Amersfoort,
e.koet-minis@raad-amersfoort.nl

 


Antlitz der Zeit (foto: Sieta Koet-Minis)