Afgelopen weekend heb ik een plataan in mijn achtertuin gezet. Dat was een hele klus. Hij stond in de tuin van m'n zwager, maar werd daar te groot. Dus eerst het geval voorzichtig uitgraven, toen een aanhangwagen huren, vervolgens de boom erop om hem naar Amersfoort te brengen. Ten slotte in m'n eigen tuin een gat graven en de boom planten. Twee dagen spierpijn en nu maar hopen dat ie aanslaat.

Denk nou niet dat ik zo'n man met groene vingers ben. Nee, ik besteed helemaal niet zoveel tijd en aandacht aan m'n tuin. Maar toch is dat al snel meer dan wat we als samenleving besteden aan het groen dat van ons allemaal is. De gemiddelde Nederlander steekt duizenden euro's in privégroen, maar de aanleg van de ecologische hoofdstructuur moet het met een paar tientjes per huishouden doen. En zelfs daar gaat bijna de helft vanaf, als het aan staatssecretaris Bleker ligt. Curieus. En als je kijkt naar het groen op bedrijventerreinen is het helemaal bedroevend. Neem nou kantorenpark De Hoef. Wat een zielige vertoning! Alle gebouwen staan te midden van een flinke lap intensief gemaaid gras met wat armetierige, onderhoudsarme prikkelstruiken. Als je daar bent, snap je niet waar Amersfoort ooit de titel 'groenste stad van Europa' aan heeft verdiend.

We gaan eigenlijk maar krampachtig met groen om. Groen is heilig, zeggen ecologen, en rood is niet groen. Projectontwikkelaars en natuurontwikkelaars staan met hun ruggen naar elkaar. Iedere vierkante meter steen gaat in de ogen van ecologen ten koste van een vierkante meter groen. En iedere vierkante meter groen kost in de ogen van economen alleen maar geld. Om nog maar te zwijgen van bedreigde vlinders, korenwolven of rugstreeppadden, die zich op braakliggende terreinen kunnen nestelen en daarmee alle verdere bebouwing ten enenmale onmogelijk maken.

Functiescheiding, heet dat in het naoorlogse planologenjargon. En het zijn niet alleen de projectontwikkelaars die de natuur millimeteren. Volkstuinvereniging Dorrestein en Heiligenberg doet in feite precies hetzelfde. Zij sluit haar terrein in het onvolprezen Heiligenbergerbeekdal af met een hoog hek met stalen punten, omwikkeld met een flinke hoeveelheid prikkeldraad. Alleen leden van de club mogen er komen. In hetzelfde Beekdal zijn ook de honkbalvelden afgeschermd met een hoog hek. Egeltjes kunnen hier onmogelijk passeren. Even verderop kent de ijsbaan, als er geen ijs ligt, slechts gras. Op één van de voetbalvelden is het gras zelfs vervangen door een halve hectare plastic. Het ziet er groen uit, maar de biodiversiteit is niet groter dan die van de eerste de beste parkeerplaats.

Het kan gelukkig ook anders. Zo was ik onlangs in kantorenpark Papendorp in Leidsche Rijn (Utrecht). Als u daar nog nooit bent geweest, raad ik u aan eens te gaan kijken. Er staan veel kantoorgebouwen. Nogal wiedes, zou je zeggen. Maar tussen de bedrijven door vind je volkstuinen met bloemen, boerenkool, prei, appelboompjes, kleine kassen, kippen, geiten en tuinhuisjes. Er staat een verenigingsgebouw en overal zie je mensen die hun ziel en zaligheid in een paar vierkante meter grond stoppen. Je ziet ook kantoorpersoneel: mannen en vrouwen in (mantel)pak die een ommetje maken. Lunchwandelen (zo heet dat) bevordert beweging, helpt tegen overgewicht en vermindert ziekteverzuim. Omdat mensen meestal met elkaar een ommetje maken, versterkt het bovendien sociaal contact. Het bevordert samenwerking en creativiteit. Wauw! Het kantorenpark herbergt 150 tuinders die niet zijn verbannen naar een reststrook langs spoorbaan of snelweg, verschanst achter prikkeldraad, maar die middenin de hectische samenleving hun stukje vrijheid vinden. En al die tuinen bij elkaar vergroten op een enorme manier de biodiversiteit van het kantorenpark. De meeste tuinders komen er in het weekend en de meeste werkers doordeweeks. Parkeerproblemen zijn er daardoor niet. Dat noem ik nog eens een win-win-win-situatie. Duur? Welnee. Juist goedkoper. Het kost per saldo geen ruimte en al die kantoren hebben verder geen omkijken naar hun bedrijfsomgeving.

Van de 3.500 bedrijventerreinen in ons land grenzen er 600 aan de geplande of gerealiseerde ecologische hoofdstructuur. Vooral daar zijn mooie kansen om iets met natuur te doen. Dat kan de kwaliteit en de identiteit van werklandschappen vergroten en tegelijk zorgen voor ruimere leefgebieden voor allerlei soorten. Bedrijventerreinen kunnen een stapsteen worden tussen stukken natuur in het buitengebied en in de stad. Maar dan moet je wel op een nieuwe manier durven kijken naar de combinatie van rood en groen.

Ik kreeg een rondleiding door het Heiligenbergerbeekdal. Ik was onder de indruk van de ecologische en cultuurhistorische waarde die het Beekdal voor de stad Amersfoort heeft. Maar ik was teleurgesteld door de eenzijdige aandacht voor het wel of niet bebouwen van het ziekenhuisterrein. Alsof iedere bebouwing verdere natuurontwikkeling uitsluit. Alsof de volkstuinen en de sportvelden er al sinds de laatste ijstijd liggen. Als we eens wat minder krampachtig met de natuur omgaan en wat meer op zoek gaan naar creatieve combinaties van rode, groene, blauwe, grijze en pimpelpaarse functies, komen we in alle opzichten een stuk verder.

Er zal nog heel wat water door de Heiligenbergerbeek moeten stromen voor we die discussie volledig aandurven. Voor het zover is, zit ik allang op een bankje in de schaduw van m'n eigen plataan.

Henk Bouwmeester